Bezoek

Vanuit het grote raam op de zolder zie ik de buurman met zijn grote Deense dog aan de lijn het pleintje oversteken. Het beest heft loom zijn poot tegen de laatste plataan van de rij en kakt daarna gewoon op straat.
Op hetzelfde moment zie ik hem aankomen: mijn patserige baas komt eindelijk op ziekenbezoek.

Ik kan al bijna zijn brillantine hoofd en vlekkenjasje ruiken. Ik word alleen van het idee al ’n beetje weeïg in de maag. Hij parkeert zijn nieuwe sportwagen op de enige vrije plek tussen de grote platanen op het plein. Het gelige licht van de lantaarnpaal geeft zijn auto, een Porsche die ongetwijfeld mooi rood zal zijn, een onbestendige bruine kleur. Hij stapt uit en gooit het portier dicht. Met zijn koffertje in de ene, en de sleutel in de andere hand loopt hij een paar meter van de auto af en draait zich om. Op afstand sluit hij de auto af, gooit de sleutels joviaal in de lucht, vangt ze op en steekt ze in de jas. Met een brede tandpastaglimlach loopt hij richting mijn voordeur. Hij loopt net als mijn oma, met een tip, en zijn sjofele pak floddert om zijn lijf. Dan aarzelt hij, ik zie hem driftig alle zakken van zijn jas, kostuum en broek nazoeken. Hij zet zijn koffertje op de grond, midden in een verse hondendrol die hij, ondanks zijn nieuwe bril, niet ziet en ik hoor een vloek. “Mijn sleutel! Waar is mijn sleutel?”

Ik blijf geamuseerd voor het raam staan kijken naar de man op zoek naar zijn autosleutel.

Hij krijgt het er warm van. In het licht van de lantaarn voor mijn tuin zie ik dikke druppels zweet op zijn voorhoofd verschijnen. Met een kort fel gebaar duwt hij de bril weer goed op zijn neus en veegt het zweet van zijn voorhoofd. Het ongecontroleerd doorzoeken van zijn zakken heeft hij gestaakt. Blijkbaar wil hij het nu systematischer gaan aanpakken. Hij trekt zijn jas uit, vouwt hem over zijn ene arm en met de vrije hand haalt hij zijn zakken leeg. Zo te zien zit er niet veel meer in dan een zakdoek, door het natrium licht ook een beetje oranjegeel gekleurd en een grote sleutelbos die zwaar rammelend op de grond valt. Zuchtend pakt hij hem op, steekt hem weer in de jaszak en legt de jas over zijn koffertje.
Stiekem moet ik lachen: dat het koffertje in de hondendrol staat heeft hij nog steeds niet gezien en nu hangt de zoom van zijn jas er ook nog in. Tja Deense doggen poepen veel
Het colbertjasje ondergaat dezelfde behandeling als de overjas, waardoor hij nu in overhemd met stropdas onder mijn lantaarnpaal staat. Nerveus trekt hij de strop van zijn das was losser, het overhemd plakt op de rug. (In een flits zie ik het met zweet bedekte hoofd van ome Teun voor me die zich, als pater familias, altijd verplicht voelt om op familiebijeenkomsten te moeten speechen.)
De zakken van het colbertje worden een voor een nagekeken. Een doosje lucifers- hij rookt steeds van die vieze sigaren- een zakmesje, of is het zijn sigarenknippertje en een vulpen. Uit de binnenzak komt zijn PDA-tje.  Nog steeds geen autosleutel. Als hij het jasje weer aantrekt en zijn broekzakken nagevoeld heeft, loopt hij met de neus over de grond terug naar de auto. Tot acht keer toe legt hij de korte afstand af. Helemaal niets. Hij pakt zijn PDA en na een kort gesprek, waarschijnlijk met het thuisfront voor de reservesleutel, pakt hij zijn jas en koffertje.
Even later klinkt de voordeur bel. Als ik de deur open, ruik ik direct de smurrie aan zijn koffer en jas. Uit medelijden, of eerlijk gezegd meer ter bescherming van mijn mooie zalmkleurige hoogpolige vloerbedekking, wijs ik hem direct het toilet waar hij met papier zijn koffertje kan schoonmaken en bied aan de jas schoon te spoelen. Met een rood hoofd verdwijnt hij in het kleinste kamertje.
In de zoom van de jas voel ik iets hards. Ik zeg niets, hang de jas aan de kapstok te drogen. Laat hem nog maar even zweten.