Onderdak

Als ik naar het kopieerhok loop hoor ik de vrolijke stemmen van de peuters en de moeders in de gangen van de school. De muziekles is afgelopen. Peuters van verschillende nationaliteiten zitten in deze groep. Een klein meisje huppelt aan de hand van haar moeder en kletst honderd uit. Ik hoor een fragment van een liedje en begrijp waar ze het over heeft, ook al spreek ik haar taal  niet. 
De taal van de muziek is universeel: een melodie neuriet iedereen zo mee en de tekst kan je wel zingen ook al begrijp je hem niet.

 Ozewiezewoooozewiezewallaā€¦.. brabbeltaal, het maakt niet uit. 

Het wordt stiller op de gang: als katjes muizen mauwen ze niet. Zingen maakt dorstig en dansen maakt hongerig, een aantal moeders blijft even in de foyer zitten om bij te tanken voordat de beslommeringen van alle dag, als boodschappen doen en kinderen van school halen weer beslag gaan leggen op hun tijd. Ik hoor flarden van hun gesprek over de nieuwe, veel te dure overblijfregeling. Buiten is het koud en nat.

Afgezonderd van de groep in de foyer, zit een jonge vrouw met twee kleine kinderen in het halletje bij de voordeur. Ze drinken wat en eten een meegenomen boterham. Zeker ook van de muziekles denk ik en ga terug naar mijn werkplek.

De volgende dag zit ze er weer, die moeder met twee kinderen. Weer eten ze hun meegebrachte boterhammetjes op, maar vandaag was er geen muziekles voor de peuters. Ik hoor mijn collega die net binnenkomt met de vrouw praten, in gebrekkig Engels. Ze komen van ver, de kinderen zitten hier vlakbij op school, maar ze wonen  nog niet dichtbij de school. Ze moet de tijd tussen ochtend en middag zien te overbruggen. Het is zo koud en nat buiten en hier zitten ze warm en droog. Wat het eigenlijk voor een gebouw is waar ze nu zit, vraagt ze.

De rest van de week zijn ze tussen de middag nog geweest, want na interventie van mijn collega heeft de school gezorgd voor een warme overblijf plek.